verloop

De eerste ronde legt een speler in zijn beurt een kaart uit zijn hand op de aflegstapel en plaatst het bijbehorende varkentje op de juiste plek in zijn stal. Als de speler een varkenskaart neerlegt van een varkentje dat in de stal van een medespeler staat, dan mag hij deze uit die stal nemen en in zijn eigen stal plaatsen. Als de speler een varkenskaart neerlegt van een varkentje dat reeds in zijn stal aanwezig is, dan blijft het varkentje daar gewoon staan. Vervolgens trekt hij een nieuwe kaart van de trekstapel, tenzij deze al helemaal op is. Nu gaat de beurt naar de volgende speler.
De ronde eindigt als alle kaarten gespeeld zijn. Elke speler pakt uit de voorraad de krulstaartfiches van de varkens die hij naar zijn stal heeft gelokt en legt ze in de bijbehorende uitsparingen op zijn spelbord. Vervolgens worden de varkens weer op voorraad gelegd, de kaarten weer geschud en elke speler ontvangt weer 6 kaarten. In de volgende rondes mag een speler een varkentje niet in zijn stal opnemen als hij de bijbehorende varkenskaart speelt van een varken waarvan hij het krulstaartje al bezit. In plaats daarvan blijft het betreffende varkentje op voorraad staan of wordt uit de stal van een medespeler gepakt en weer op voorraad geplaatst.