verloop

In zijn beurt kan de speler met zijn schepen varen. Op de scheepsdekkaart van het schip staat aangegeven met welke dobbelsteen moet worden gegooid. De speler verplaatst zijn schip net zoveel velden als het aantal ogen op de dobbelsteen aangeeft. De speler bepaalt in welke richting het schip vaart. Het schip vaart in een rechte lijn. Sommige schepen kunnen tweemaal bewegen. Het schip kan dan tussentijds van richting veranderen.
Als een schip aanmeert op het schateiland kunnen in een volgende beurt schatten worden ingeladen. Het aantal schatten hangt af van de laadruimte van het schip. Deze schatten moeten naar het thuiseiland worden gebracht.
Als een schip zich binnen schietsafstand van een vijandig schip bevindt, kan de speler een mast van dit schip aanvallen. De speler gooit met de zwarte dobbelsteen. Als het resultaat hoger is dan het getal op de aangevallen mast, is het raak. De aangevallen mast wordt uit het schip genomen. Als het resultaat lager is, dan is het mis.
In zijn beurt kan de speler eenmaal met elke mast van elk van zijn schepen schieten, zolang er maar een mast binnen schietsafstand ligt. Als alle masten van een schip zijn verwijderd, is het schip stuurloos geworden. Elk volgend raak schot is fataal. Het schip zinkt en de schatten kunnen worden overgenomen, zolang het maar in de laadruimte past.